dinsdag 19 juli 2011

Palestijnen en Arabische staat Palestina hebben nooit bestaan !

Op de weblog van Loor Schrijft, staat een zeer verhelderend stuk over het ontstaan van de staat Israël.
Het betreffende artikel is een weergave van een inteview met wijlen G.B.J. Hilterman.
Voor het volledige artikel verwijs ik naar de site van Loor : http://loorschrijft.web-log.nl/verwondering_is_het_begin/2009/10/een-sprong-in-v.html

Onderstaand vind je een aantal interessante en relevante zaken uit dit artikel. Interessant, omdat door de afnemende kennis van historische feiten, het noodzakelijk is dat deze feiten bekend blijven en meegenomen worden in de beschouwing en beoordeling van de huidige problematiek in het Israelisch-Palestijns conflict. Een conflict dat in feite geen conflict is dat gaat over land, maar ten diepste een geestelijk conflict betreft tussen het wezen, o.a. de geestelijke macht van de Islam, en zijn opstand tegen de God van Israël, JHWH. Door Israël haar bestaansrecht te ontkennen of te verwerpen, tracht dit wezen Gods werk te dwarsbomen. Gelukkig weten we vanuit Gods Woord, de bijbel, hoe dit zal aflopen.

Niet met een sprong, niet in andersmans huis, ook zeer bepaald niet in andermans staat. Een Arabische staat Palestina bestond namelijk niet en hééft nooit bestaan, zelfs niet onder een andere naam.

Israël temidden van de Arabieren

2 – Israël géén volk als ieder ander
Iedere staat heeft iets van een kunstwerk. Geen wonder dat de Voorzienigheid lang werd aangezien voor de enige stichter van staten en dat zij tot heftige gemoedsuitstortingen konden inspireren – nog steeds. Een staat is onvergelijkbaar met een vereniging ter behartiging van de belangen van haar leden. Wereldse staten bestaan niet, althans niet lang. Dit alles geldt a fortiori voor Israël. Om meer dan één reden! De eerste is dat het hier gaat om een uitzonderlijk volk. Het Joodse is niet het enige volk dat zich eeuwenlang zonder eigen staat heeft kunnen handhaven. Dat is tevens het geval met Basken, Droezen, Koerden, misschien mag men er ook Armeniërs en Litouwers toe rekenen. Geen dier volken werd echter verstrooid. Het Joodse is het enige volk dat verspreid werd over de aardbodem – als volk in de tijd, zegt de Spaanse diplomaat Salvador de Madariaga – en zich tóch met zijn bijzondere kenmerken en eigenschappen wist te handhaven.

3 – Het officiële Arabische standpunt: Israël moet vernietigd worden

De staat Israel moet vernietigd worden, dat was het officiële Arabische standpunt. Op de topconferentie van Arabische leiders in Chartoem, na de Arabische nederlaag in de zesdaagse oorlog van 1967, werd dat standpunt na rijp beraad nog eens nadrukkelijk herhaald. Een driewerf NEEN – géén erkenning, géén onderhandelingen, géén vrede – gaf de officiële Arabische politiek weer. Alleen korte tijd, gedurende de laatste maanden van het leven van de Egyptische leider Gamal Abdel Nasser, die in september 1970 overleed, scheen het alsof althans twee Arabische landen, de Verenigde Arabisch Republiek en Jordanië, bereid waren uit te gaan van het bestaan van het ‘feit’ Israël. Maar daar werd toen geen gestalte aan gegeven. Aarzelend wordt het standpunt van Chartoem tijdens de Geneefse conferentie, direct volgend op de Yom Kippur oorlog, enigszins verlaten, een indicatie gevend van omkeer. (2)

4 – Niet Duitsland, maar Rusland, gaf aanzet tot de aliya
Niettemin betekende begrip tonen voor het Arabische standpunt tot eind 1973 ook begrip tonen voor de mening dat Israël als natie niet kan en niet mag zijn. Daarom verbreiden velen, die dat voor de Arabische zaak kunnen opbrengen, visies over het ontstaan van Israël, die haar het blote recht op bestaan ontnemen. Tot hen behoort Isaäc Deutscher, een Britse journalist met een Pools-Joodse achtergrond en bedenker van de sprong uit het brandende huis en in andermans tuin, daarmee buurmans benen brekend! (3) Deze parabel suggereert dat Israël zijn bestaan dankt aan het misdadig antisemitisme van Adolf Hitler en dat de Joden uit het brandende nazihuis in een Arabische tuin zijn gesprongen, waar zij zich met geweld van meester hebben gemaakt. Een oppervlakkige luisteraar, niet op de hoogte van Israëls ontstaansgeschiedenis, mag dat verhaal geloofwaardig voorkomen. Ik moet hen teleurstellen. Het is zelfs geen ongeoorloofde simplificatie, ja het is een regelrechte falsificatie in strijd met de feitelijke geschiedkundige ontwikkelingen. Want het zijn niet de Duitse antisemieten, de zich nationaal-socialist noemenden, die de stoot hebben gegeven tot het ontstaan van een Joodse vestiging aldaar, evenmin zijn zij de aanzet geweest tot het uitroepen van een Joodse staat. Neen, het zijn Israëls huidige geacharneerde vijanden, de Russen, die de Joodse kolonie hebben doen ontstaan in de regio van wat nu Israël is. De pogroms in Rusland van 1881 tot 1884, waar de beschaafde wereld met ontzetting en afgrijzen van kennis van nam, deed veel Joden besluiten hun leven te wijden aan het zoeken van een betere woonplaats voor het vervolgde volk. Vooraanstaande Russische pleiters voor Joodse assimilatie, zoals de bekende arts Leon Pinsker uit Odessa, diep getroffen door de pogroms, zagen het nutteloze van hun emancipatiestreven in. Uit het Rusland der tsaren keerden daarom de eerste kolonisten, in wat de aliya heet, naar het land terug van hun voorvaderen, naar het beloofde land.
Niet dus springend uit een brandend huis en ook niet in andermans tuin. Slechts na lang aarzelen werd besloten te beproeven het Joodse huis in te richten in het nog onder Turkse heerschappij staande Palestina, toen doorgaans als deel van Syrië beschouwd. Daar zou niet toe zijn besloten, ware niet gebleken dat Palestina praktisch ontvolkt was geraakt. Omstreeks het jaar 1850 telde het minder dan 200.000 inwoners. In de Negevwoestijn zwierven nomaden en rovers die strooptochten ondernamen in de naburige omgeving. Betrouwbare gegevens hieromtrent – uit niet Joodse bron – treft men onder andere aan in een rapport van de Amerikaanse consul-generaal T.G. Wilson uit oktober 1881. Teruggekeerd van een oriëntatiereis vermeldt hij dat de vlakten geheel verlaten en verwaarloosd waren. Bij Jaffa leefden niet meer dan een paar honderd doodarme gezinnen in hutten tezamen met hun vee. In zijn “Recollections of Travels in the East” uit 1830 (herinneringen aan reizen in het Oosten) beschrijft John Carnet de bewoners van Palestina als vreesachtige apathische primitievelingen (barbarians). De landbouwende bevolking leed aan malaria en de oogziekte trachoom. In 1850 telde Haïfa, na Jeruzalem de grootste stad, ongeveer vierduizend mensen. Men treft deze gegevens aan in het boek van Walter Clay Lowdermilk “Palestine Land of Promise” (Palestina, land van belofte) uit 1944 (4), en men vindt ze aangehaald in het boek “Israël” uit 1949 van Jozeph Melkman. (5)
Niet in andermans tuin dus, maar naar vrijwel verlaten gebied trokken de kolonisten. Na de ontboming geërodeerd, werd het verlaten door de grote landeigenaren. Zo weinig belovend scheen de toekomst van dit geteisterde gebied, dat bij het Joodse beraad dikwijls als bezwaar tegen terugkeer naar Palestina werd aangemerkt, dat de Joden wellicht niet in staat zouden zijn dat verwaarloosde land weer vruchtbaar te maken.

5 – Geen sprong in andersmans land
Is Palestina Arabisch gebied? en dan nog wel: ‘heilig’ Arabisch gebied? Het is moeilijk andermans heiligverklaring te beoordelen. Het zogenaamde Heilige Land is voor de Joden zonder twijfel een heilige plaats. De betekenis van Jeruzalem voor de christenheid is minder groot, maar zeer wel invoelbaar. Waarom de Arabieren de stad “de nobele heilige plaats” noemen (al-Quds al-Sharif) is voor ons lastiger te begrijpen. Naar mijn gevoelen liggen de heiligste plaatsen van de Islam in de Hijaz (West Arabië). Ik kan begrijpen dat de zetels van de dynastiën van de grote kaliefen vereerd worden. De Arabische hang naar Jeruzalem komt mij eerlijk gezegd wat merkwaardig voor. Tenzij het land als standplaats van Joodse profeten heilig is, omdat die de openbaring van Mohammed zouden hebben aangekondigd. Maar dat is niet exclusief. Als standplaats van de profeten is het land voor ons allemaal heilig. Waarom wordt aangenomen dat nu juist van Jerusalem uit Mohammed op een trap van licht ten hemel reed, is mij niet evident. Maar ik heb het recht niet deze visie te verwerpen. Wel meen ik te mogen vaststellen dat de binding van de Islam met Jeruzalem niet hoger moet worden gewaardeerd dan die van Joden en Christenen met die stad, zodat in internationalisatie van de heilige sectoren van deze stad de oplossing dient te worden gezocht.
Verder vind ik het maar moeilijk om met veel overtuiging te spreken van andersmans tuin en Arabisch land, want al waren, als men heel ver terug wil gaan, de Hebreeën niet de bewoners van het land bij de schepping van de aarde, zij woonden er in ieder geval lang voordat in de zevende en achtste eeuw na Christus zich een stroom Arabieren naar die contreien richtte. En Joden zijn er altijd blijven wonen. Onafgebroken bleven sedert klassieke tijden Joodse kolonies bestaan in Jaffa, Jeruzalem en Haïfa.
In die verwaarloosde tuin dus geen wilde sprong. Tot 1948 zijn alleen stukken grond door aankoop in Joodse handen gekomen. Geen duimbreed is met geweld aan de eigenaren ontnomen. Voor gevoelens van wrevel onder de Arabieren zou daarom geen sprake mogen zijn. Hoe dat is gelopen staat bijvoorbeeld uitvoerig en geloofwaardig beschreven in Joseph Klausner’s biografie van Menahem Ussishkin, de grote man van het Joodse Nationale fonds (weer een voorman die niet Hitlers Derde Rijk, maar Rusland had verlaten), de zoon van de welvarende koopman Reb Mosje Zwi Ussishkin, die aanvankelijk in Dubrowna in Wit Rusland, later in Moskou woonde en door de jarenlange pogroms tot het zionisme werd bewogen. In de loop van 1920 begon Ussishkin onderhandelingen over de aankoop van de Jizreëlvallei in Palestina. Ze bestond gedeeltelijk uit moeras, waar malariamuskieten heersten. De prijs was veel hoger dan voor dezelfde grond in Zuid Californië. (6) Onaanvaardbaar hoog meen¬den velen, maar Ussishkin slaagde erin zijn vrienden tot aankoop te bewegen. Geen prijs is te hoog voor dit heilige land, betoogde hij. Bovendien: wij zullen het land saneren en dan is het zijn prijs waard. Zo is het gegaan. (7) De toestroom van Joden bewoog sommige Palestijnen terug te keren en het trok veel Arabische kolonisten aan. Want de Joodse immigranten brachten bedrijvigheid. (8) De welvaart groeide. Jaren later, na vestiging van de staat Israël, hebben de Palestijnse vluchtelingen die grondtransacties scherp veroordeeld. Hun gramschap richtte zich terecht meer op de Arabische verkopers, dikwijls rijkaards uit de Libanon, dan naar de Joodse kopers.

6 - Een Arabische ‘staat’ Palestina heeft nooit bestaan
Niet met een sprong, niet in andersmans huis, ook zeer bepaald niet in andermans staat. Een Arabische staat Palestina bestond namelijk niet en hééft nooit bestaan, zelfs niet onder een andere naam. Daar is de oorzaak van dat de Arabieren zich pas heel laat tot naties aaneengesloten hebben. In de geschiedenis voelden zij zich nooit aangespoord naties te stichten zoals wij die kennen. Hun profeet Mohammed heeft dat niet gedaan en ook niet zijn directe opvolgers, die als voorbeeld dienden voor wat later volgt. Tijdens de Ottomaanse c.q. Turkse overheersing vormden zich wel administratieve kringen met enig centraal gezag, maar geen naties in de moderne westerse zin van het woord. De nu bestaande Arabische naties zijn jonge formaties die vanuit westers initiatief zijn ontstaan. De meeste dateren uit de twintigste eeuw. Die kans kregen de Arabieren nadat zij waren bevrijd van de Turkse heerschappij, tenzij daarna nog een periode van Britse, Franse, Italiaanse of Spaanse kolonisatie aan vooraf ging. Voor wat de landstreek Palestina betreft, voor het deel dat nu Israël heet, werd staatsvorming pas mogelijk toen de vroegere Turkse provincie ophield een Brits mandaat te zijn.
De afschuwelijke tragiek van de niet-Joodse bewoners van het land Israël is dat het gewicht van dat ogenblik niet tot hen doordrong. Op het cruciale moment weigerden zij aan de staatsvorming deel te nemen omdat daar Joden bij betrokken waren ‘zonder echter zelf enigerlei initiatief te nemen’ …niet beseffend dat zij hun kans verpatsten. In de jaren ’47 en ’48 wezen de niet-Joodse bewoners van Palestina de gemengde Joods-Arabische staat van de hand, waar sommige van hun voormannen een kwart eeuw later zo vurig naar zeggen te verlangen. (9)
Mogen wij zeggen dat de Palestijnen met een zeker recht de Joodse rol bij de staatsvorming van de hand wezen? Werden zij met Joodse medebewoners opgescheept omdat Balfour tijdens de Eerste Wereldoorlog de vorming van een Joods nationaal tehuis in Palestina had toegezegd, daarmee de steun kopend van de internationale Jodenheid in de oorlog met de Centrale Mogendheden? Mij dunkt dat de zaak dan wordt omgekeerd. De Joden gingen niet naar Palestina vanwege de Balfourverklaring, maar die verklaring werd mogelijk en nuttig omdat de Joden reeds lang naar Palestina aan het terugkeren waren. Aan de staatvorming in Palestina namen Joden deel die sedert het einde van de negentiende eeuw naar het oude land waren weergekeerd. De Palestijnen werd ampel tijd gegund zich daarover te beraden, want de staatsvorming voltrok zich in slakkegang.
Na de Eerste Wereldoorlog gebruikte Engeland zijn toezegging aan de Joden als voorwendsel om Palestina als mandaatgebied te besturen. Het diende toezicht te houden op de tenuitvoerlegging van die belofte, maar daar schijnen ze zich niet erg druk om te hebben gemaakt. (10) Na de Tweede Wereldoorlog, om precies te zijn op 18 januari 1947, kondigde de Engelse regering aan dat zij geen formule kon vinden om een vreedzame samenleving van het Joodse en het gemakshalve met Arabisch aangeduide gedeelte van de bewoners mogelijk te maken. Zij zag geen weg dit koloniale gebied te dekoloniseren, dat wil zeggen van zijn Joodse nederzettingen te ontdoen.

7 – De Arabisch afwijzing van het verdelingsplan de ware oorzaak
Omdat Engeland zich terugtrok werd het op 28 april 1947 de taak van de Verenigde Naties de Palestinapuzzel op te lossen. In die jaren was deze organisatie met groot gezag bekleed. De hoop van de beschaafde wereld was op haar gevestigd. Na de rauwe oorlogsjaren, waarin onrecht en willekeur regeerden, werd naar de Algemene Vergadering met diep ontzag opgezien als het wereldforum van vertegenwoordigers van vredelievende en in recht en rede gelovende volken.
De Verenigde Naties maakten zich van het geval niet af met een Jantje van Leiden. Zij stelden een onafhankelijke commissie in die een rapport moest opstellen. Deze bezocht Palestina, ook Jordanië, en formuleerde haar bevindingen en aanbevelingen in Genève. De meerderheid kwam tot de conclusie dat men Palestina moest verdelen tussen Joden en Arabieren. Een minderheid stelde een federale oplossing voor. De Palestijnse Arabieren hadden het werk van de commissie geboycot en wilden van haar slotsommen niets weten. Het verdelingsplan van de commissie werd niet lichtvaardig door de Verenigde Naties overgenomen. Van oktober tot eind november 1947 werd er over beraadslaagd. Tenslotte viel de historische beslissing. Op 29 november 1947 nam de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties met een tweederde meerderheid het verdelingsplan aan. Dit betekende dat het alleraanzienlijkste gezagsorgaan, het meest representatieve lichaam in de internationale politiek, zich op dat ogenblik had uitgesproken voor een verdeling, voor de inrichting dus van een Joodse staat en voor het onstaan van een andere op Arabisch bewoond gebied. Ziedaar het ogenblik waarop tot stand had kunnen komen wat nu door velen wordt bepleit: een Joodse staat en een Arabische staat, al dan niet in federatief verband. Het antwoord van de Arabieren: Neen! Ik geloof dat de Palestijnse niet-Joden toen een “Sternstunde der Menschheit” – ook voor hen – onbenut hebben gelaten.
Is dus het denkbeeld in Palestina een tehuis op te richten een reactie geweest op de Russische pogroms, het ontstaan van de staat Israël is niet het antwoord geweest op de Duitse gaskamers ‘maar op de Arabische afwijzing van het verdelingsplan van de Verenigde Naties.’ Want namen de Verenigde Naties op 29 november 1947 hun grote beslissing, eerst op 14 mei 1948 – een klein half jaar later – las David Ben Goerion de onafhankelijksheidsverklaring voor van de nieuwe republiek, Israël genaamd. Het zijn de Arabieren zelf geweest die door hun weigerachtige en agressieve optreden de laatste stoot tot de oprichting van de republiek Israël hebben gegeven.
De natie, Israël geheten, is door de wereld aanvaard. Elf minuten na de proclamatie erkende president Truman het land de facto en nog geen 48 uur zouden er verlopen voor de Sovjet Unie de staat, en dat zelfs de jure, erkende. Israël werd lid van de Verenigde Naties. In december 1948 onthielden zich nog vijf van de elf leden van de Veiligheidsraad (Frankrijk, Engeland, Canada, België en China) van stemming toen het gold Israël’s lidmaatschapsaanvragen te steunen; Syrië stemde tegen. In maart 1949 beval de Raad inwilliging aan; alleen Egypte was nog tegen. Engeland stemde blanco omdat Israël geen toezeggingen wilde doen omtrent het lot van Arabische vluchtelingen en een internationaal statuut voor Jeruzalem. In mei 1949 liet een tweederde meerderheid van de Algemene Vergadering Israël als 59ste lid toe van de Volkerenorganisatie. Desalniettemin bleef de Arabische wereld het bestaan van dat land ontkennen. Pas een kwart eeuw later mag uit enkele uitlatingen van vooraanstaande Arabische leiders, tijdens de reeds aangehaalde conferentie van Genève, worden afgeleid dat de Arabische wereld wellicht bereid is zich bij het bestaan van “het feit Israël” neer te leggen.

8 – Het Palestijnse vluchtelingenprobleem
Het is er heden ten dage (schrijft Hiltermann in 1974) niet eenvoudiger op geworden aanvaardbare schikkingen te treffen voor de niet-Joodsen van Palestina, in het bijzonder voor de vluchtelingen. Dat probleem is inmiddels door mythevorming overwoekerd. Laat mij beginnen vast te stellen dat een aantal Arabieren al vóór 1947 waren begonnen het mandaatgebied te verlaten. Daar behoorden de grootgrondbezitters en welgestelden toe. De Arabische wereld was toen, is dat trouwens voor een groot deel nog steeds, zeer elitair en kapitalistisch van structuur. Velen die bevreesd waren voor wat stond te gebeuren als Engeland het Mandaat afstond, namen de wijk, daar door niemand toe te zijn aangespoord.
Deze exodus zwol na het besluit van de Algemene Vergadering het land te verdelen tot een massale vlucht aan. De toen oplaaiende schermutselingen tussen Joodse veiligheidsorganisaties, burgerwachten en benden en hun Arabische tegenstanders, mondden in 1948 uit in een gezamenlijke aanval van de legers van de omringende Arabische landen op de nieuwe staat. Toen de V.N. een wapenstilstand gelastte, de partijen daarmee instemden en de bestandslijnen Israëls grenzen werden, bevonden zich buiten die omgrenzingen groepen burgers op Arabisch gebied die op drift waren geraakt.
Nog altijd wordt vinnig getwist over de vraag wie daarvoor verantwoordelijk is en dus verantwoordelijk voor het lot van al die honderdduizenden vluchtelingen. Van Israëlische zijde is te berde gebracht dat in Arabische radiouitzendingen werd aangespoord het terrein van de oorlogshandelingen te verlaten om pas terug te keren nadat het van de Joden gezuiverd was. Belangrijk vind ik deze discussie niet, want – mij dunkt – dat niet beslissend is welke radiozender of welke autoriteit tot de vlucht heeft aangezet. Zomin als de tienduizenden die in 1940 uit Nederland en België voor de Hitlerlegers uit naar Frankrijk wegvluchtten, hadden de Arabieren een dictaat of marsorder gekregen om hun biezen te pakken. Niet anders als die vluchtelingen in Europa gingen zij in doodsangst aan de haal voor het oorlogsgeweld. Verantwoordelijk voor hun lot is niet degene van wie een advies uitging, maar van wie het geweld uitging. Het is voor de óórlog dat de Arabieren vluchtten. Van wie in 1948 het initiatief tot de stijd is uitgegaan staat wel vast: niet de Israëli’s; het zijn de Arabische legers die de oorlogstoestand schiepen.
Vast staat dat destijds de Engele BBC-omroep de secretaris-generaal van de Arabische Liga op een persconferentie in Caïro als volgt citeert: “Dit zal een uitroeiingsoorlog worden en een geweldige slachting, waarover gesproken zal worden als over de Mongoolse moordpartijen en de kruistochten.” Overdreven taal natuurlijk. Maar wat viel er voor de simpele Arabische bevolking anders uit op te maken dan dat een gruwelijke tijd aanbrak?
Uit beschrijvingen van BBC-correspondent Erskine Childers (11), die met de Arabieren sympathiseert, blijkt dat er toen 650.000 vluchtelingen waren, en dat is bepaald het maximum. De laagste schatting bedraagt 300.000. Dat betekent dat er aanvankelijk niet meer vluchtelingen waren dan er mensen wonen in een forse Nederlandse stad. In theorie zou het doodsimpel zijn geweest hen op te vangen en elders onder te brengen, maar de praktijk lag anders. Het is grauwe theorie. Naar buiten toe voelen alle Arabieren zich broeders en zijn onderling solidair. Naar binnen toe ligt dat anders, want het weefsel van hun samenlevingen bestaat uit families, clans, stammen en enkele volken. Broeders van elders worden niet zomaar in deze structuren opgenomen. Dat geldt niet slechts voor de ontheemden uit Palestina. Zo zijn arme drommels uit Jemen bij hun welgestelde broeders in Koeweit welkom als gastarbeiders, maar meer ook niet. De Palestijnse vluchtelingen zijn dus niet geabsorbeerd in het omsluitende en dunbevolkte Arabische gemenebest. Ze zijn evenmin ten onder gegaan. Eerder hebben ze in de verstrooiing een duidelijker profiel gekregen. Toch komt hen, dat moet gezegd worden, een plaats toe in de Arabische wereld. Het is niet correct te beweren dat het de Israëli’s zijn die hun probleem hebben gecreëerd. Dat hebben de Arabieren zelf gedaan.
Er ontstond ook een tegenstroom die geruisloos in Israël werd opgenomen. Toen op niet mis te verstane wijze was kenbaar gemaakt dat de Joodse gemeenschappen niet meer welkom waren in de Arabische gastlanden waar ze tot dan toe verblijf hielden, vluchtte een nog groter aantal dan de Palestijnse vluchtelingenstroom naar Israël toe. En dat aspect wordt meestal verzwegen. (12)
Het kan ter begraving van de tuinmythe geen kwaad dit te bedenken: de gehele Arabisch-Islamitische bevolking telt 112 miljoen mensen. Dat is ruim genomen, indien het criterium Arabier grif wordt aanvaard voor mengvolken omdat ze op zo’n bijeenkomst als Chartoem vertegenwoordigd zijn. Deze menigte beschikt over 11,6 miljoen vierkante kilometer. Dat is een enorme uitgestrektheid – meer dan 280 maal de oppervlakte van Nederland en ruim 500 maal die van Israël. Op deze immense vlakte vragen nu twee en een half miljoen Joden, een 20% van het wereldjodendom, een stukje grond ter grootte van een postzegel. Een stofje zijn de Joden in de wereld. Op een speldeknopje ruimte menen zij recht te hebben…
________________________________________
Opmerking Luns: Op de kaart aan het begin van dit artikel en de navolgende is een deel van Israël anders ingekleurd. Dat is in feite Israëls hartland, omvattende Samaria en Judea, meestal aangeduid met de misleidende term “Westbank”. Samaria en Judea werden in de onafhankelijkheidsoorlog van 1948 door het Jordaanse leger bezet en dat bleef zo tot aan 1967 toen ze als gevolg van de Zesdaagse oorlog weer met de rest van Israël werden verenigd (toen werd ook de militairstrategische Golanhoogte ingelijfd). Tussen 1948 en 1967 deed Jordanië weinig of niets aan de ontwikkeling van deze gebieden. Er was toen wel enige Arabische bewoning. Ook was het zo dat grote delen alleen voor militairen toegankelijk waren.
Wat velen niet weten is dat de grote instroom van kolonisten pas tussen 1974 en 2000 plaatsvond, wat nog geen rol speelde toen Hiltermann zijn stuk schreef. In deze periode zijn naar schatting 400.000 Arabieren vanuit Syrië en Jordanië naar deze streken verhuisd, vaak op alleen een toeristenvisum. Als bleek dat de sociale omstandigheden en het arbeidsloon veel beter waren dan in hun thuisland, besloten ze te blijven. De Joden keerden na 1967 terug, eerst naar Hebron, waar de Joodse gemeenschap in 1929 was afgeslacht, maar ook naar de plaatsen rond Gush Etzion, die in 1948 door het Arabische Legioen waren vernietigd. Pas na 1973 zijn Joodse pioniers in de verlaten streken van Samaria, Benjamin en de Jordaanvallei gaan wonen, terwijl de inkomende Arabieren zich elders vestigden.

Door G.B.J. Hiltermann, politiek commentator en historicus (1914-2000)
Uit: Verzamelde Notities van op Reis en Thuis - 1974
B.V. Europese Publiciteits Maatschappij E.P.M. - Amsterdam

1 opmerking:

  1. ISAAC DEUTSCHER (1968) SCHRIJFT HET VOLGENDE: “HET WAS STALIN DIE PERSOONLIJK DE EVACUATIE BEVAL VAN TWEE EN EEN HALF MILJOEN JODEN VANUIT DE DOOR DE NAZI'S BEZETTE GEBIEDEN NAAR DIEPER IN HET BINNENLAND, O.A. NAAR KAZACHSTAN. OP DIE MANIER WERD HET LEVEN VAN 2.5 MILJOEN JODEN GERED!”NA DE OORLOG HAD DE STAAT ISRAËL ZIJN BESTAAN VOOR EEN GROOT DEEL AAN STALIN TE DANKEN. UIT HET 'GESTALINISEERDE' TSJECHO-SLOWAKIJE WERDEN WAPENS GELEVERD AAN DE HAGANAH, WAARMEE DE ENGELSEN MET BONDGENOTEN UIT HET GEBIED WERDEN VERJAAGD EN DE STAAT ISRAËL EEN FEIT WERD, ALDUS DEUTSCHER.

    BeantwoordenVerwijderen