Op 27 oktober wordt op een mini-symposium een brochure
gepresenteerd door Vrienden van Sabeel Nederland en Kairos Palestina
Nederland met als titel “De muur is afgebroken".
Kern van de argumentatie van bovengenoemde personen en
groeperingen inzake Israël en het Christen-Zionisme is dat:
1. Er een oud en een nieuw testament is, waarbij het oude testament heeft
afgedaan en alle beloften en profetieën inzake Israël vervuld zijn in het
nieuwe testament door Jezus.
2. Het oude testament “slechts” geschiedenis is, zonder betekenis
voor deze tijd.
3. Er in het nieuwe testament geen teksten staan die de landbelofte aan
Israël zouden ondersteunen.
4. Israël als volk en land er niet meer toe doen als speciaal weggezet volk
door God en dus ook geen aparte plek meer inneemt in Gods handelen in deze
tijd.
5. Christen-Zionisten Israël naast of boven Jezus stellen.
6. Het ware Israël de gemeente van God is.
7. Universele liefde en gerechtigheid de basis zijn voor alle ethiek en
politiek, het huidige Israël is net als ieder ander land en heeft niets met
Gods handelen te maken.
8. Dit uitgangspunt moet leiden tot de conclusie dat de mensenrechten en
het internationaal recht ook voor christenen en kerken het primaire normatieve
kader dienen te zijn voor hun maatschappelijke en politieke handelen.
Om met dit laatste punt maar te beginnen: God, Gods
woord wordt buitenspel gezet en het Internationaal recht en mensenrechten is de
hoogste norm. Het internationaal recht ? Syrië ? Ik laat me nu niet afleiden
tot een betoog over het failliet van het internationaal recht, maar een ieder
die bekend is met de situatie in Syrië en de wijze waarop daar in de VN mee
wordt omgegaan zal voor nu even genoeg weten.
Wie is Israël en wat zegt de bijbel over Israël ?
Wij kennen vast allemaal het verhaal van Abraham en Sara. Eerst kreeg Abraham via zijn slavin Hagar een zoon, genaamd Ismael.
Met zijn vrouw Sara kreeg Abram later zijn zoon Izaäk.
In Gen 15:7 en Gen15:18 wordt de landbelofte aan Abram gegeven door God:
18 Die dag sloot de HEER een verbond met Abram. ‘Dit land,’ zei hij, ‘geef ik aan jouw nakomelingen, van de rivier van Egypte tot aan de grote rivier, de Eufraat
In Gen 17:7-8 sluit God vervolgens een verbond met Abram, vanaf die tijd Abraham geheten.
7 Ik sluit een verbond met jou en met je nakomelingen, met alle komende generaties, een eeuwigdurend verbond: ik zal jouw God zijn en die van je nakomelingen. 8 Heel Kanaän, het land waar je nu als vreemdeling woont, zal ik jou en je nakomelingen voor altijd in bezit geven, en ik zal hun God zijn.’
Voor altijd !!! Als God zegt voor altijd, bedoelt hij dan een bepaalde periode, een kortere of een langere periode ?
Wordt er ergens in voorwaardelijke zin gesproken over dit verbond ? Nee.
Als bevestiging van Zijn verbond moeten alle jongens,elke generatie,besneden worden: Gen 17:11-13
11 Jullie moeten je voorhuid laten verwijderen; dat zal het teken zijn van het verbond tussen mij en jullie. 12 In elke generatie opnieuw moet iedereen van het mannelijk geslacht besneden worden wanneer hij acht dagen oud is. Dit geldt niet alleen voor wie tot je eigen volk behoort maar ook voor jullie slaven, of ze nu bij jullie geboren zijn of van vreemdelingen zijn gekocht; 13 iedereen die bij jullie geboren is of door jullie is gekocht, moet worden besneden. Zo zal dit verbond met mij voorgoed zichtbaar zijn aan jullie lichaam.
Vraag is nu: wie zijn zijn nakomelingen, met andere woorden: wie zal het land voor eeuwig in bezit mogen hebben ? Zijn dat de nakomelingen van zowel Ismael als Izaäk of…?
Genesis gaat verder met duidelijk te maken wat de verhoudingen waren tussen Sara en Hagar en Ismael en Izaäk. God schept duidelijkheid over wie als nakomelingen en dus als erfgenamen gelden van Abraham in Gen 21:12
12 Maar God zei tegen hem: ‘Je hoeft je niet bezwaard te voelen vanwege de jongen of je slavin. Alles wat Sara je vraagt moet je doen, want alleen de nakomelingen van Izaäk zullen gelden als jouw nageslacht.
Vervolgens gebeurt er iets heel belangrijks in Gen 22, waarin Abraham op de proef gesteld wordt door God.
Abraham wordt door God gevraagd zijn zoon Izaäk te offeren. In Gen 22:16-18 zegt God vervolgens:
16 Hij zei: ‘Ik zweer bij mijzelf – spreekt de HEER: Omdat je dit hebt gedaan, omdat je mij je zoon, je enige, niet hebt onthouden, 17 zal ik je rijkelijk zegenen en je zo veel nakomelingen geven als er sterren aan de hemel zijn en zandkorrels op het strand langs de zee, en je nakomelingen zullen de steden van hun vijanden in bezit krijgen. 18 En alle volken op aarde zullen wensen zo gezegend te worden als jouw nakomelingen. Want jij hebt naar mij geluisterd.’
Izaäk geldt voor God als enige zoon van Abraham, en dus erfgenaam en zijn nakomelingen gelden dan ook als DE nakomelingen en dus erfgenamen van Abraham. Geen rol in de landbelofte dus voor de nakomelingen van Ismael. Nogmaals wordt dit duidelijk in Gen 25: 5, waarin vermeld wordt dat vlak voor zijn dood Abraham alles aan Izaäk gaf wat bij bezat.
Gods handelen met Zijn volk gaat na de dood van Abraham verder met Izaäk.
In Gen 26:3 bevestigt God tegenover Izaäk Zijn eed die hij tegenover Abraham had gezworen:
3 Blijf voorlopig in dit land, ik zal je terzijde staan en je zegenen: ik zal dit hele gebied aan jou en je nakomelingen geven en zo de eed gestand doen die ik je vader Abraham heb gezworen.
Izaäk en Rebekka krijgen 2 zonen, Esau en Jakob. Jakob ontneemt Esau het eerstgeboorterecht en de zegen, EN.. die zegen zal op hem, Jakob, blijven rusten, Gen 27:33
33 Toen schrok Izaäk hevig en zei: ‘Maar wie was het dan die mij net een stuk wild heeft gebracht dat hij geschoten had? Ik heb ervan gegeten voordat jij kwam en ik heb hem gezegend. En die zegen zal op hem blijven rusten!’
Net zoals God zijn eed aan Abraham aan Izaäk had bevestigd, wordt in Gen 28 deze eed ook aan Jakob bevestigd tijdens zijn droom in Betel:
13 Ook zag hij de HEER bij zich staan, die zei: ‘Ik ben de HEER, de God van je voorvader Abraham en de God van Izaäk. Het land waarop je nu ligt te slapen zal ik aan jou en je nakomelingen geven. 14 Je zult zo veel nakomelingen krijgen als er stof op de aarde is; je gebied zal zich uitbreiden naar het westen en het oosten, naar het noorden en het zuiden. Alle volken op aarde zullen wensen zo gezegend te worden als jij en je nakomelingen. 15 Ikzelf sta je terzijde, ik zal je overal beschermen, waar je ook heen gaat, en ik zal je naar dit land terugbrengen; ik zal je niet alleen laten tot ik gedaan heb wat ik je heb beloofd.’
In Gen 32:28-29 komen wij nu voor het eerst de naam Israël tegen. Jakob worstelde daar met iemand…..Jakob wordt naar zijn naam gevraagd:
28 De ander vroeg: ‘Hoe luidt je naam?’ ‘Jakob,’ antwoordde hij. 29 Daarop zei hij: ‘Voortaan zal je naam niet Jakob zijn maar Israël, want je hebt met God en mensen gestreden en je hebt gewonnen.’
(Hoe treffend is die naam gebleken voor het Joodse volk door de geschiedenis heen en tot op de dag van vandaag.)
Ook in Gen 35 wordt zijn naam Israël en ook de landbelofte gedaan aan Abraham en al zijn nakomelingen opnieuw bevestigd, in de lijn van Izaäk en Israël (Jakob):
12 Ik geef jou het land dat ik aan Abraham en aan Izaäk heb gegeven; ook aan je nakomelingen geef ik dit land.’
De 12 zonen van Jakob worden vervolgens genoemd, de 12 stamvaders van het Joodse volk.
Het verhaal gaat vervolgens verder in Exodus. Want wie is Israël ook al weer ? God zegt tegen Mozes in Exodus 4:21-23 exact wat Mozes tegen de farao moet zeggen:
21 Toen zei de HEER tegen Mozes: ‘Nu je teruggaat naar Egypte, moeten jullie daar de farao alle wonderen laten zien waartoe ik je de macht heb gegeven. Ik zal ervoor zorgen dat hij hardnekkig weigert het volk te laten gaan. 22 En dan moet jij tegen de farao zeggen: “Dit zegt de HEER: Israël is mijn zoon, mijn eerstgeboren zoon. 23 Ik heb je bevolen mijn zoon te laten gaan om mij te vereren, maar dat heb je geweigerd. Daarom zal ik je eerstgeboren zoon doden.”’
God spreekt hier dus over Zijn volk als “Israël is mijn zoon, mijn eerstgeboren zoon”. Waar in de bijbel valt te lezen of de stelling te rechtvaardigen dat de kerk het ware Israël is? Kan een eerstgeboren zoon vervangen worden door een andere “eerstgeborene”? De eerstgeboren zoon heeft ook het erfrecht! Dat zou dan ook maar even over gaan op de kerk?
Mozes wordt opnieuw geroepen en God bevestigt aan Mozes wederom dat Israël ZIJN volk is. Exodus 6:7
7 Ik zal jullie aannemen als mijn volk, en ik zal jullie God zijn. En jullie zullen inzien dat ik, de HEER, jullie God ben, die jullie bevrijdt van de last die je door de Egyptenaren is opgelegd.
In exodus 19 wordt vervolgens expliciet gemaakt dat Israël kostbaarder is en zal zijn dan alle andere volkeren. In deze tekst ligt ook een geheimenis naar de toekomst toe, de rol van het Joodse volk te midden van de andere volkeren. Exodus 19:5-6 :
5 Als je mijn woorden ter harte neemt en je aan het verbond met mij houdt, zul je een kostbaar bezit voor mij zijn, kostbaarder dan alle andere volken – want de hele aarde behoort mij toe. 6 Een koninkrijk van priesters zul je zijn, een heilig volk.” Breng deze woorden aan de Israëlieten over.’
In Exodus 40:15 wordt dit nog op een andere wijze bevestigd: Aaron en zijn zonen worden gezalfd, waardoor zij voor altijd, voor alle komende generaties, het priesterschap wordt verleend. Voor altijd zullen zij dus deze rol moeten gaan vervullen.
15 en zalf hen zoals je hun vader gezalfd hebt; dan kunnen ook zij mij als priester dienen. Door deze zalving wordt hun voor altijd, voor alle komende generaties, het priesterschap verleend.’
God is almachtig: Zou God een verbond sluiten terwijl hij weet dat de Israëlieten zich niet aan het verbond zullen kunnen houden en dat het verbond dus niet vervuld zal worden? Zou een negatieve beantwoording van deze vraag niet direct betekenen dat ook wij, Christenen, geen enkele zekerheid meer hebben over de belofte, het verbond dat God middels Jezus met ons heeft gesloten?
Israël is Gods volk voor altijd en aan Israël heeft God de landbelofte gedaan, voor altijd.
Dit blijkt uit het voorgaande verhaal, maar ook uit alle voorschriften en feesten die in Exodus en Leviticus worden beschreven, waar vele malen staat vermeld “voor altijd” .
Zo wordt in Exodus 31:12 en Exodus 16-17 bijvoorbeeld het volgende door God gezegd:
12 De HEER zei tegen Mozes: 13 ‘Zeg tegen de Israëlieten: “Neem wel steeds mijn sabbat in acht, want elke generatie opnieuw is die dag voor mij en voor jullie een teken dat eraan herinnert dat ik, de HEER, jullie geheiligd heb.
16-17 Generatie na generatie moeten de Israëlieten de sabbat in acht nemen en vieren. Voor mij en hen is die dag een teken van een eeuwigdurend verbond, want in zes dagen heeft de HEER de hemel en de aarde gemaakt, en de zevende dag heeft hij gerust om op adem te komen.’ 17 [16–17]
Nog een voorbeeld: in Leviticus 3:17 staat:
17 Vet en bloed mogen jullie niet eten. Deze bepaling blijft voor de Israëlieten en hun nakomelingen voor altijd van kracht, waar ze ook wonen.”’
Zo zijn er nog vele voorbeelden te noemen, waaruit blijkt dat door de voorschriften, voor altijd Gods volk met haar eigen voorschriften een aparte plek inneemt. Niet vanwege een vermeend cultureel feestje, maar omdat God dat wil. De feesten zijn zelfs Gods feesten, MIJN feesten zoals God dat zelf zegt in Leviticus 23:1-2
En de heer zei tegen Mozes: Stel deze geboden op schrift, want op grond van deze geboden sluit ik met jou en de Israëlieten !!! een verbond !.
Elke generatie, een eeuwigdurend verbond,……voor altijd dus !!
Als deze heren menen dat de gemeente van God het ware Israël is, waarom weigeren zij dan de sabbat in acht te nemen of de Joodse feesten of andere zaken die in Leviticus worden gesteld?
Waarom degradeert bijvoorbeeld een Jos Strengholt de Joodse feesten, de voorschriften/geboden uit de Thora tot een Joods cultureel feestje dat zij lekker zelf moeten vieren, maar voor ons Christenen geen enkele waarde meer hebben? Is dit niet volstrekt in tegenspraak tot de claim dat Christenen, de kerk, het ware Israël is ? Het is dan toch alles of niets, of willen zij zich dan alleen de vrucht toe eigenen, Jezus? Alleen de lust en niet de lasten?
Als Israël er niet meer toe zou doen, waarom zou God dan zijn feesten als altoos durende instellingen inzetten, of waarom zou God Zijn Volk “belasten” voor altijd met bepaalde voorschriften, het willen laten naleven van de wet. Nergens staat het woord TOTDAT (totdat Jezus de wet vervuld zou hebben volgens deze heren)….
In Mattheus 5:17-18 staat:
17 Denk niet dat ik gekomen ben om de Wet of de Profeten af te schaffen. Ik ben niet gekomen om ze af te schaffen, maar om ze tot vervulling te brengen. 18 Ik verzeker jullie: zolang de hemel en de aarde bestaan, blijft elke jota, elke tittel in de wet van kracht, totdat alles gebeurd zal zijn.
Zolang de hemel en aarde bestaan, voor altijd, elke Jota, elke tittel in de wet……..
In Leviticus 20 vs 24 lezen we verder:
"Die jullie van alle andere volken heeft onderscheiden"..........
In Leviticus 25:23 staat ook een interessante tekst:
Vervolgens wordt in Leviticus 26:11 gezegd:
24 Toen heb ik jullie gezegd: ‘Jullie zullen hun land in bezit krijgen. Ik zal jullie het land dat overvloeit van melk en honing in bezit geven.’
Ik ben de HEER, jullie God, die jullie van alle andere volken heeft onderscheiden.
"Die jullie van alle andere volken heeft onderscheiden"..........
In Leviticus 25:23 staat ook een interessante tekst:
23 Land mag nooit verkocht worden, alleen verpand, want het land behoort mij toe en jullie zijn slechts vreemdelingen die bij mij te gast zijn.
Het land behoort God toe en zelfs het Joodse volk is in die zin een vreemdeling.
Een vreemdeling ? Wel eentje die God toebehoort, zoals in Levitcus 25:42 wordt vermeld:
42 Het volk dat ik uit Egypte heb weggeleid behoort mij toe, Israëlieten kunnen dus niet als slaaf verkocht worden.
Vervolgens wordt in Leviticus 26:11 gezegd:
11 Mijn woning zal in jullie midden staan en ik zal nooit een afkeer van jullie krijgen.
Als God zegt nooit, is het ook nooit.
God geeft echter wel aan wat de gevolgen zullen zijn indien het Joodse volk zich niet aan zijn geboden zou houden. Dit vinden we terug in Levitucus 36:31 en verder:
31 Ik zal je steden in puin leggen, je heilige plaatsen verwoesten en me niet laten behagen door de geur die van jullie offers opstijgt. 32 Ik zal van het land een woestenij maken, tot ontsteltenis van je vijanden, die het zullen bezetten. 33 En jullie zal ik onder vreemde volken verstrooien; je zult moeten vluchten voor het getrokken zwaard. Je land zal een woestenij zijn en je steden zullen in puin liggen.
God straft zijn volk, maar laat ze niet vallen. Levitcus 26:40 is hier heel duidelijk over:
40 Wanneer zij echter hun zonden en die van hun voorouders openlijk uitspreken, namelijk dat ze mij ontrouw zijn geweest en bovendien tegen mij in zijn gegaan 41 – juist daarom zal ik van mijn kant tegen hen in gaan en hen verdrijven naar het land van hun vijanden –, wanneer ze dus hun koppigheid laten varen en zich verootmoedigen en voor hun schuld boeten, 42 dan zal ik weer denken aan mijn verbond met Jakob en aan mijn verbond met Isaak en met Abraham, en dan zal ik ook weer denken aan mijn land.
Eeuwenlang zal het land verlaten zijn, waardoor het land braak ligt ter vergoeding van de Sjabbatsjaren en ondertussen " boeten zij (het Joodse volk) ervoor dat zij Mijn regels naast zich neergelegd hebben en mijn bepalingen hebben geminacht" , aldus vs 43.
Dan komen we hier bij het slot: God heeft zijn volk verdreven uit ZIJN land, echter zegt God in Leviticus 36:44
44 Maar zelfs terwijl ze in het land van hun vijanden verblijven, zal ik hen niet verwerpen en hen niet uit afkeer aan de vernietiging prijsgeven. Ik zal mijn verbond met hen niet verbreken, want ik ben de HEER, hun God.
God zegt het zelf, en heel duidelijk: "Ik zal mijn verbond met hen niet verbreken"! Amen.
Samenvattend:
Het volk Israël, het aan hun beloofde land, alle voorschriften, gebruiken, wetten, feesten etc., zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en vormt een (1) geheel.
Waarom ? Omdat het God zelf is geweest die zich een volk koos, een land aanwees waarin Zijn volk mocht en mag wonen en ZIJN feesten als altoos durende instelling heeft ingesteld.
Iedereen die Israël als volk en/of land vergeestelijkt gaat dus in tegen Gods eigen woord. Nergens in de bijbel is terug te vinden dat het volk Israël eens zal op houden te bestaan, of dat de landbelofte er niet meer toe doet, of dat met Israël de gemeente van God wordt bedoeld !
God gaat in de geschiedenis en ook nu nog zijn weg met Zijn volk, Zijn oogappel omdat hij een eeuwige belofte heeft gedaan.
Wie zijn wij, wie zijn de bovengenoemde heren, die menen dat God zo onbetrouwbaar is dat God Zijn verbond met Zijn volk zou verbreken ?
Laat ik afsluiten met de berijmde versie van psalm 90, een gebed van Mozes, waarin gezongen wordt:
Geslachten gaan, geslachten komen.
Wij zijn in uw ontferming opgenomen.
Wij mogen bouwen op de vaste grond,
Van Uw beloften en Uw verbond.